De bestaande anti-witwaswetgeving van 11 januari 1993 werd in 2010 herschreven. Enerzijds wordt er door dee wet een meldingsplicht opgelegd aan een steeds groter aantal beroepen, waaronder de erkende boekhouders-fiscalisten, maar ook bankiers, verzekeringsbemiddelaars, notarissen, vastgoedmakelaars, bedrijfsrevisoren, accountants, belastingsconsulenten, zelfs de advocaten. Maar deze wet voorziet ook in het verbod om cash betalingen te doen boven de 15.000 €. Ondertussen werd in de programmawet van 29 maart 2012 werd het drempel verbod op cash betalingen van 15.000 € naar 5.000 € gebracht, zowel voor de handelaars als voor de dienstverleners en met ingang van 01 januari 2014 zal deze drempel nog worden verlaagd naar 3.000 €. Daarenboven wordt een kennisgevings- of meldingsplicht ingevoerd met betrekking tot de regels inzake cash betalingen. In beginsel voor iedereen, doch de koning moet nog de juiste lijst bepalen. De melding moet gebeuren aan het CIF (Cel voor Financiële informatieverwerking). Deze meldingsplicht geldt niet enkel bij vaststaande strafbare feiten maar ook bij vermoedens van witwasoperaties.

De artikelen 20 en 21 van deze wet luiden als volgt:

Artikel 20:
De prijs van de verkoop van een onroerend goed mag enkel vereffend worden door middel van overschrijving of cheque, uitgezonderd voor een bedrag van 10 % van de prijs van de verkoop en voor zover dit bedrag niet hoger is dan 3.000 €. De verkoopovereenkomst en -akte moeten het nummer van de financiële rekening vermelden waarlangs het bedrag werd of zal worden overgedragen.

Wanneer de in artikel 2 § 1, 19° (vastgoedmakelaars en landmeters-experten), en 3.1° (notarissen) bedoelde personen vaststellen dat voornoemde bepaling niet werd nageleefd, brengen zij dit onmiddellijk schriftelijk of elektronisch ter kennis van de Cel voor Financiële Informatieverwerking CFI.

Artikel 21:
De prijs van de verkoop door een handelaar van één of meerdere goederen voor een bedrag van 3.000 € of meer, mag niet in contacten worden vereffend, ongeacht of de verkoop plaatsvindt in één verrichting of via meerdere verrichtingen waartussen een verband lijkt te bestaan.

Op de niet naleving van artikel 21 staan bovendien strafsancties. Bij overtreding van deze bepaling kan namelijk een geldboete worden opgelegd van 1.375 € of 1.237.500 €. De geldboete mag in elk geval niet meer bedragen dan 10 % van het ten onrechte in cash betaalde bedrag. Ook deelnemen aan dergelijke overtredingen is strafbaar. Eenzelfde boete kan worden opgelegd aan de personen die het onderzoek naar de overtreding van het voornoemde artikel 21 belemmeren.